Johan Willem van der Schooren
- Geboren: 29 Mrt 1804, 's-Gravenhage, Zuid-Holland, Nederland 36,37
- Gedoopt: 4 Apr 1804, 's-Gravenhage, Zuid-Holland, Nederland 36,37
- Huwelijk (1): Anna Elisabeth Schuurman op 3 Jun 1835 in 's-Gravenhage, Zuid-Holland, Nederland 9,13,34
- Huwelijk (2): Helena Catharina van Pelt op 24 Apr 1839 in Voorburg, Zuid-Holland, Nederland 13,32,35
- Overleden: 17 Nov 1870, 's-Gravenhage, Zuid-Holland, Nederland 38,39
Algemene notities:
http://www.erfgoedleidschendam.nl/ Vroeger werden in de Hollandse steden de burgemeesters gekozen uit de inwoners. Dat was zelfs zo toen ons land bij Frankrijk was ingelijfd. In de jaren 1812 en 1813 was de houthandelaar A.G. van der Schooren (1777-1844) burgemeester geweest. Van der Schooren had in huize Windlust aan de Vliet gewoond, waar hij twee houtzaagmolens had met zeven werklieden op een dagloon van één gulden. Zijn zoon J.W. van der Schooren (1804-1870) was in 1841 waarnemend burgemeester. Wethouder was de grossier in sterke dranken Th. Boonekamp (1799-1850). Verrast door het vijandige optreden van de ambachtsheer ging de rijke en o zo deftige van der Schooren op bezoek bij Steengracht, die op het Lange Voorhout in Den Haag woonde. Op het pleidooi om een voordracht van een ingezetene van Veur, kreeg van der Schooren blijkens zijn verslag als antwoord: "Ik ben zeer goed bekend met ulieder knoeierij, doch ik zal mijn recht doen gelden." Op de verraste vraag welke knoeierij toch wel bedoeld werd, was het antwoord: "Ik verkies er niet verder over te spreken, ik verzoek je mijn huis te verlaten."
Notulen van de vergaderingen van de Voorburgse gemeenteraad over de jaren 1817 tot en met 1918 www.toenleidschendam-voorburg.nl/dbdocs/attachment_1.pdf
Folio 206-208 27 december 1839 Een zekere heer J.W. van der Schooren heeft bij de verplichte inkwartiering van drie cavaleristen met hun paarden, geweigerd de militairen kost en inwoning te verschaffen en moet hiervoor nog een bedrag van ƒ 25,80 voldoen. De raad vraagt nu aan gedeputeerde staten toestemming om tegen de man een proces te beginnen. Als rechtsmiddel stelt de raad voor om daarbij een rijksadvocaat in te schakelen en ook om het proces voor kosten van het rijk te mogen voeren. De verdere afhandeling ligt in handen van de burgemeester.
Folio 219-222 28 februari 1840 Proces voeren De vordering tegen de weigerachtige heer J.W. van der Schooren op Hofwijck kan niet in een proces uitmonden dat voor rekening van de provincie of het rijk kan worden gevoerd. (Cfr. Raadsvergadering van 27 december 1839) Het te voeren rechtsgeding voor de vordering van ƒ 25,80 zal ten koste van de gemeente worden gevoerd. In de eerstvolgende vergadering zal nu een rechtsgeleerde aangetrokken worden
Folio 223-226 7 maart 1840 In het gerechtelijk proces tegen de heer J.W. van der Schooren, gehuwd met mevrouw H.C. van Pelt, eerder weduwe van J. Viruly, zal de gemeente worden bijgestaan door de rechtsgeleerde mr. A.A.J. Meylink, advocaat bij de Hoge Raad der Nederlanden. Hij krijgt alle benodigde stukken in handen.
Folio 236-239 29 april 1840 In het proces tegen de heer Johan Willem van der Schooren, gehuwd met mevrouw H.C. van Pelt, eerder weduwe van Jan Viruly, schijnt een vormfout geslopen te zijn. Het gaat blijkbaar om een aanslag in de hoofdelijke personele omslag van ƒ 20,- over 1839 ten name van genoemde mevrouw Van Pelt. Mevrouw Van Pelt heeft volgens de lezing gedurende acht maanden, tot 1 mei 1839, op Hofwijck gewoond 'welke gemeente zij vóór primo Mei deszelven Jaars had verlaten'. Men gaat nu twijfelen aan de haalbaarheid van een proces en daarom gaat de burgemeester eerst met de gouverneur praten
Folio 260-264 29 augustus 1840 De kwestie van de heer Van der Schooren komt weer ter sprake en wel in het bijzonder de aanslag hoofdelijke personele omslag van het jaar 1839, die ten name van zijn huidige echtgenote was gesteld: mevrouw de weduwe H.C. van Pelt, eerder weduwe van J. Viruly. Met veel omhaal van woorden wordt melding gemaakt van het feit dat er nog geruime tijd gebruik gemaakt was van de buitenplaats Hofwijck, waarop de aanslag betrekking had. Dat ook de tuinman nog de tuinmanswoning bewoonde en dat zij zowel voor als na hun huwelijk op 24 april 1839 de woning met bijbehorende gebouwen diverse malen hebben gebruikt. Dat de paarden er nog waren en gevoederd werden. Dat de rijtuigen werden gebruikt en gestald. Dat de meubels er nog stonden en niet mede waren verhuisd naar het nieuwe echtelijke pand in de gemeente Veur. Hij krijgt dan ook niet de gevraagde 2/3 vermindering van de aanslag. Hij krijgt nu uiteindelijk toch teruggaaf van de helft van de aanslag geldend voor de tweede helft van het jaar 1839.
Folio 273-276 14 november 1840 Het bezwaar van de heer Jan Willem van der Schooren, eerste assessor van de gemeente Veur, tegen de aan zijn echtgenote opgelegde aanslag in de hoofdelijke omslag krijgt een grimmiger en vooral persoonlijk karakter. Om zelfs maar de schijn van partijdigheid in deze zaak te mijden, geeft de burgemeester de voorzittershamer over aan zijn eerste assessor en verlaat de vergadering. In een zeer uitgebreide discussie worden alle bezwaren behandeld in de volgende vijf punten. 1. De gemeente Voorburg heeft zich volkomen geconformeerd aan de richtlijnen van gedeputeerde staten en gaat er vanuit dat pas ontheffing kan worden verleend vanaf het moment dat een pand daadwerkelijk en geheel is ontruimd; 2. Het feit doet zich voor dat het pand Hofwijck pas echt ontruimd is per 24 juni 1839 en dat dit feit ook door de heer Van der Schooren wordt onderschreven; 3. De gemeente is autonoom op het punt van de belastingoplegging in de eigen gemeente en hoeft niet het oor te laten hangen naar regelingen in andere gemeenten; 4. Dat de gemeente volkomen terecht de aanslag reeds met de helft heeft verminderd, ofwel voor de duur van zes maanden. En dat de eis van rekwestrant om de aanslag met 2/3 te verminderen niet strookt met het feit dat er minstens zes maanden van Hofwijck gebruik is gemaakt in plaats van vier maanden; 5. Voorts distantieert de raad zich volledig van de aantijgingen van de bezwaarde tegen de handelwijze van de burgemeester in deze kwestie. De aantijgingen tegen de burgemeester hebben zelfs geen schijn van waarheid, integendeel, 'Zijne handelingen' worden 'steeds door de striktste onpartijdigheid gekenmerkt, en ZEd. Achtbare daarvoor in de Achting en het vertrouwen bij dezen Raad te hoog staat aangeschreven, dan dat hij niet alle deswegens tegen hem aangevoerde Klagten met de meeste vrijmoedigheid van zich zoude kunnen afwerpen, en zich boven alle aanvallen van Hoon en Laster door wie zulks ook zoude mogen geschieden, zoude kunnen en mogen verheven achten'
Folio 284-291 23 december 1840 De kwestie van de belastingaanslag van de heer J.W. van der Schooren blijft de gemoederen bezig houden. Gedeputeerde staten blijven bij hun mening dat niet genoegzaam gebleken is dat het pand Hofwijck pas in juni 1839 daadwerkelijk en 'metterwoon' is verlaten. De raad legt zich hier niet bij neer en gaat zich in wederom zeer omslachtige bewoordingen richten tot Zijne Majesteit Koning Willem II. Het hele verhaal wordt weer uit de doeken gedaan. Dat mevrouw Van de Pelt in april met Van der Schooren huwde, op huwelijksreis ging en zich na terugkomst vestigde op de echtelijke woning in Veur, maar de meubels nog op Hofwijck bleven; de 'domestieken' er nog het gehele jaar in de diverse dienstwoningen verbleven en dat zij ook na terugkomst van hun huwelijksreis gebruik bleven maken van de koepel behorend bij het buiten Hofwijck. De aanslag is opgelegd op het moment dat zij nog gewoon op Hofwijck woonde en geen bestuurders zou aan mevrouw Van Pelt hebben durven vragen wat haar plannen voor de toekomst waren. De aanslag van ƒ 20,- intussen reeds verminderd tot de helft, is dus volkomen legaal opgelegd en er kunnen geen redenen worden gevonden om nog een verder gaande vermindering toe te staan.
Folio 322-326 13 augustus 1841 De belastingkwestie uit 1839 met de weduwe Viruly thans echtgenote van J.W. van der Schooren komt weer naar voren. Nu heeft de minister van Binnenlandse Zaken er zich mee bemoeid. De raad krijgt uiteindelijk toch gelijk met de stelling dat zij geen recht heeft op teruggaaf van 2/3 van de aanslag, maar slechts van de helft. De weduwe zal alsnog ƒ 6,662/3 aan de gemeenteontvanger moeten betalen
Folio 322-326 13 augustus 1841 De advocaat bij de Hoge Raad der Nederlanden, de heer mr. A.A.J. Meylink heeft zich -op verzoek van de raad- intensief bezig gehouden met de zaak van de inkwartiering van soldaten op Hofwijck en de weigering van de heer J.W. van der Schooren 'nomine uxoris', uit naam van zijn echtgenote, om de soldaten toegang te verschaffen. Het is een oude zaak daterend uit 1839. De advocaat heeft zich met een aantal confrères verstaan en is tot de conclusie gekomen, dat de raad weinig kans heeft om dit proces te winnen, vanwege te weinig harde bewijzen. De burgemeester licht de zaak nog verder toe met de volgende opmerkingen. Ten eerste waren er bij hem twee processen-verbaal binnengekomen van de commandant van de in te kwartieren kurassiers. Voorts heeft de confrère van advocaat, advocaat Noiret de Bruyn, geopperd dat het twijfelachtig is dat men -met de Grondwet in de hand- inkwartiering moet toestaan in vredestijd en dat bovendien Hofwijck zodanig vol met meubelen stond dat men daar eenvoudigweg geen soldaten kon huisvesten.
Nederlandsche staatscourant 16-08-1866 Geregtelijke aankondigingen. Bij Acte, den lsten Augustus 1866 gepasseerd te 's Gravenhage voor den Notaris F. M. Sehmolck, is tusschen Johan Willem van der Schooren. Koopman, wonende te 's Gravenhage, en Philippus Constantijn Evers, oud-kapitein der infanterie, vroeger te Delft, thans mede te 's Gravenhage woonachtig, aangegaan eene Vennootschap tot het uitoefenen van den Houthandel en het drijven der daarmede in verband staande Fabrieken, als Zagerijen en dergelijke, welke zij tot dat doel of tot uitbreiding hunner zaken met gemeen overleg noodig oordcelen; welke, gevestigd te 's Gravenhage onder de Firma van J. W. van der Schooren en C°., gerekend wordt een aanvang te hobben genomen den 1sten Augustus jl., en is aangegaan voor onbepaalden tijd, met regt aan ieder der Vennooten om dezelve te doen eindigen zes maanden na opzegging, en in geval van overlijden van een hunner met de bevoegdheid aan den overgebleven Vennoot om de zaken voor eigen rekening onder de gezegde Firma voort te zetten, mot bepaling tevens dat geen der Vennooten zonder medewerking van den andere onroerend goed mag vervreemden of bezwaren of gelden opnemen en ook de roerende goederen niet zal mogen verpanden of de Vennootschap als borg mag verbinden.
Feiten
1. Lidmaat: Lidmaat van de Hervormde gemeente Den Haag, 1821, 's-Gravenhage, Zuid-Holland, Nederland. 40
2. Beroep: Houthandelaar: 's-Gravenhage, Zuid-Holland, Nederland.
3. Eigendom: Eigenaar van de zaagmolens de Salamander en de Hoop, 1832, Leidschendam, Zuid-Holland, Nederland.
4. Beroep: Waarnemend burgemeester, 1841, Veur, Zuid-Holland, Nederland.
5. Beroep: President van De Kamer van Koophandel, 6 Dec 1860, 's-Gravenhage, Zuid-Holland, Nederland.
6. Beroep: Lid van de Provinciale Staten van Zuid Holland, tussen 1861 en 1870, 's-Gravenhage, Zuid-Holland, Nederland.
7. Beroep: Dijkgraaf van de polder van Nootdorp, tussen 1863 en 1870.
Johan trouwde met Anna Elisabeth Schuurman, dochter van Abraham Schuurman en Henrietta Clara Versfelt, op 3 Jun 1835 in 's-Gravenhage, Zuid-Holland, Nederland 9,13.,34 (Anna Elisabeth Schuurman werd geboren op 5 Jun 1816 in 's-Hertogenbosch, Noord-Brabant, Nederland 38,41,42,43 en overleed op 29 Mei 1837 in Veur, Zuid-Holland, Nederland 13,32,38,41.)
Johan trouwde vervolgens met Helena Catharina van Pelt, dochter van Martinus van Pelt en Maria Christina Loncq, op 24 Apr 1839 in Voorburg, Zuid-Holland, Nederland 13,32.,35 (Helena Catharina van Pelt werd geboren op 20 Dec 1808 in Schiedam, Zuid-Holland, Nederland 44, gedoopt op 25 Dec 1808 in Schiedam, Zuid-Holland, Nederland 45 en overleed op 11 Jan 1867 in 's-Gravenhage, Zuid-Holland, Nederland 32,38,46.)
1. Ondertrouw (1:st proclamatie), 12 Apr 1839, Voorburg, Zuid-Holland, Nederland. 32
Huwelijksnotities:
Het trouwen van Johan Willem van der Schooren en Helena Catharina van Pelt is 2 keer afgeroepen op de deur van het Raadhuis van Voorburg, namelijk op 14 en 20 April 1839. Het trouwen werd ook afgeroepen in Veur.
|